Het is al even geleden dat ik het boek las, maar hier is het toch: meer moois. Via Chrétiens boek, uitgekomen op een uitspraak van Simon Vestdijk, die in zijn standaardwerk "De Glanzende Kiemcel" uithaalt naar het vrije vers. "In Duitsland hebben we als parabelverschijnsel het zogenaamde expressionisme, dat hier in Holland ook veel invloed heeft gehad; en dan, omstreeks '25 of '26, heeft men het 'vrije vers' tegengegeten, de mode is weer voorbij, zoals dat het lot is van iedere mode; in Frankrijk luistert men liever naar dichters als Paul Valéry, die onder al het geraas door rustig hun gang gingen, in Holland naar dichters als Nijhoff, die zijn bundel van '25 zeer uitdagend 'Vormen' noemde, daarmee te kennen gevend, dat hij niets van de vormeloosheid moest hebben, en na '30 is er eigenlijk geen dichter meer, die het 'vers libre' nog aandurft, ook al zou hij krachtens zijn aanleg juist op het 'vers libre' zijn aangewezen, hetgeen, terloops gezegd, een eigenaardig licht werpt op de verhouding tussen conventie en persoonlijkheid in de poëziebeoefening..." (pagina 9) Enigszins verrassend; anno 2011 is het voor deze lezer moeilijk om in het vrije vers een underdog te vermoeden.Even verder, op pagina 19, de tegenstem van Ed Leeflang (in een interview): "Er is in Nederland een sterke stroming die poëzie een esoterisch karakter wil geven. Een soort vrijmetselarij, een onderaards genootschap van goede verstaanders. Sommige poëziebesprekingen geven je ook het gevoel dat je niet in de code bent ingewijd. Ik wil niet al te dictatoriaal geforceerd worden tot moeizame ontraadselingen. Daarvoor ben ik te hedonistisch ingesteld tegenover poëzie." Die laatste zin — fijne pointe!
Op pagina 21, origami met Ingmar Heytze (in Onze Taal): "Veel papieren tijgers veranderen in schildpadden zodra ze worden uitgenodigd om hun werk te komen voorlezen. Hun strottenhoofd lijkt een rudimentair lichaamsdeel dat ergens in een vorige eeuw, tijdens de aftocht richting ivoren toren, van lieverlee is afgestorven. Met bijstand van een welwillend gehoor kan hun onbeholpenheid omslaan in charme — een mompelende, fluisterende en monotone charme die het uiterste vergt van publiek en geluidstechniek."
Over het verbeteren van techniek, op pagina 42, een citaat van Luo Qing: "[...] het nadeel is dat elke aanpak, elke techniek uiteindelijk cliché wordt."
Op pagina 71, afschroeven met Pfeijffer (in zijn essay 'De mythe van de verstaanbaarheid' uit 2000): "Het gedicht is taal, beeld en muziek; er is geen sprake van een betekenis die buiten het gedicht ligt en die er door de dichter op een sadistische manier in is verstopt. Gedichten lezen is een andere manier van denken. Je moet je analytische hoofd dat wil snappen hoe het zit afschroeven. Poëzie lezen is een vorm van vermoeden. Dat maakt poëzie ook zo spannend en waardevol. Zulke poëzie kan een mens veranderen."
Een waarheid als een koe, op pagina 74, van Chrétien Breukers zelf: "de hersens van een dichter maken meer 'vreemde associaties' dan die van andere mensen."
Uitmijter, een lang maar treffend citaat van Komrij (in NRC Handelsblad, 17 oktober 2002): "Valse poëzie wordt in grote hoeveelheden aangemaakt. In stukken geknipte mededelingen die de plaats zijn gaan innemen van ontboezemingen. Uitgesmeerd proza dat een vervanging is gaan vormen van mededelingen in telegramstijl. In de achttiende en negentiende eeuw had je in de poëzie talloze ontboezemingen en klachten, maar welke poëtische vernieuwer of hemelbestormer aan het begin van de twintigste eeuw had ooit kunnen voorspellen dat het vrije vers zou worden misbruikt voor zoveel liefdagboekachtige snikken?
Valsmunters in de poëzie zijn legio. Waartoe dienen de vermommingen van het vrije vers allemaal niet?
Voor bespiegelingen die je vroeger tegenkwam op de scheurkalender. Voor mededelingen die ooit op ludieke wijze het prikbord sierden. Voor wijsheden, al dan niet verpakt in een anekdote. Een grappige vergelijking, een spreekwoordelijke inval, klaar is Kees.
In veel vrije poëzie lijkt het kwijnende genre van het aforisme aan een opleving te zijn begonnen.
Onuitroeibaar is het misverstand dat een knappe formulering, een diepe gedachte of een doorvoeld verdriet wel iets met poëzie te maken zal hebben. Vaak is de formulering ook nog maar zo-zo, de gedachte niet al te diep en het verdriet vrij banaal. Het vrije vers beidt de mogelijkheid materiaal dat te kort is voor een brief of verhaaltje snel en overzichtelijk te poneren.
Dat maakt er nog geen poëzie van. De vrije vorm leidt de mensen om de tuin. [...] Men zal zich wellicht storen aan nietszeggende woorden als eenzaamheid en gebroken hart (zelfs in bijzondere woorden schept deze aspirant-dichter geen plezier), maar het blijft een gedicht. Zelfs lezers die niet in de val trappen dat hartenkreten als vanzelf poëzie moeten opleveren, zullen zich laten misleiden door de vorm. Met het vrije vers kun je iedereen makkelijk foppen."
Dit alles, uit: Chrétien Breukers, Gedichten Schrijven, Uitgeverij Augustus, Amsterdam, 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten