Een dichter op de drempel van de volwassenheid. Een levensgevoel dat met alle vezels aan het verleden vastzit en toch uit alle macht naar de vrijheid verlangt. Een mens die de zuiverheid van het dier begeert, maar de maatschappij niet ontlopen kan. Een gespletenheid die zowel in de cyclische tijd van de mythe als in de vereenzelviging met het ogenblik houvast zoekt tegen de voorsnellende tijd. Een minnaar die zich met huid en haar overlevert aan de vrouw in het volle besef van haar onvermijdelijk moederlijk bedrog. Een zoon die de vader wil aanvaarden zonder de moeder te verraden. Een experimenteel die bijna klassieke verzen schrijft en een surrealist die de rede niet verloochent. De paradox van een cultuur die de natuur niet denigreert, maar integreert: dat is het raadsel van De Oostakkerse gedichten.
- Paul Claes in het nawoord (1986) van Hugo Claus' Oostakkerse Gedichten (1955).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten